Across
- 2. Ze was te laat, maar gelukkig had ze een goed ...
- 6. Mijn broer komt altijd op tijd, hij is heel ...
- 8. Haar haar is niet gekruld, maar ...
- 10. Ik geef niet graag geld uit, ik ben ...
Down
- 1. Ik heb twee kinderen, mijn buurvrouw ook. Wij hebben ... kinderen.
- 3. Ze is al oud, ze heeft veel ...
- 4. De bus had .... We stonden ene uur stil.
- 5. Zijn haar is niet kort en niet lang, het is ...
- 7. Hij heeft geen rond gezicht, maar een ... gezicht.
- 9. Hij werkt veel, hij is een ... werker.
