Across
- 2. De kat ligt op tafel.
- 3. Als zij het goed vinden.
- 5. In de vakantie ga ik uitslapen.
- 7. Het hondje lag te slapen in zijn mand.
- 8. Het meisje was erg verdrietig.
- 10. Morgen is Lars de hele dag weg.
- 11. Is hij morgen de hele dag weg?
Down
- 1. Marie speelt heel goed piano.
- 4. De jongen scheurde door de straten.
- 6. Mijn oom vertrekt volgende week naar Portugal.
- 9. Sarah gaat het weekend shoppen met haar moeder.
