Across
- 2. De kat heeft me ... (krabben).
- 3. Hoe wordt dat woord ... (spellen).
- 5. Gelukkig is ze gisteravond nog wat langer ... (blijven).
- 8. Mijn vader heeft altijd heel hard ... (werken).
- 9. Wie heeft dat daar ... (leggen)?
- 11. Beide oevers werden door een nieuwe brug ... (verbinden).
- 13. Voor de onafhankelijkheid van Spanje is jarenlang...(vechten).
- 15. Dit huis is niet stevig ... (bouwen).
- 18. Mijn vader heeft vroeger heel wat kwajongensstreken ... (uithalen).
- 20. Volgende week is er veel regen ... (voorspellen).
- 21. Mijn zus is na haar reis helemaal ... (veranderen).
- 22. Hij was niet erg ... (schrikken).
- 23. Ik heb enorm ... (genieten) van onze lunch.
Down
- 1. Ik had mijn oude wiskundedocent bijna niet ... (herkennen).
- 3. Het meisje is als een blok voor de jongen ... (vallen).
- 4. Nog geen jaar later waren ze ... (trouwen).
- 5. Helaas is hij te vroeg gestorven.
- 6. De hond heeft de hele dag ... (blaffen).
- 7. Had ik dat maar eerder ... (weten)!
- 10. Die hoofdstukken hebben we nog niet ... (behandelen).
- 12. Mijn moeder heeft weer flink ... (overdrijven).
- 13. Hier heb ik jarenlang op ... (wachten).
- 14. Mieke heeft vandaag een leuk verhaal ... (vertellen).
- 16. Al te veel bomen worden ... (omhakken).
- 17. Na die botsing is hij gewoon ... (doorlopen).
- 19. Uiteindelijk is het vliegtuig dan toch ... (vertrekken).
