Across
- 2. Base form krijgen
- 5. Past participle kopen
- 7. Past participle horen
- 11. Past participle rijden
- 13. Past Simple eten
- 14. Past Simple ontwaken
- 15. Base form leren
- 16. Past participle komen
- 17. Past Simple drinken
- 18. Base form betalen
- 19. Past Simple maken
- 20. Past Simple plaatsen/leggen
- 22. Past participle hebben
- 23. Past participle schrijven
- 25. Past Simple dragen
- 26. Base form doen
- 27. Past Simple ontmoeten
Down
- 1. Base form leren
- 3. Past participle rennen
- 4. Past participle rijden
- 5. Base form beginnen
- 6. Past Simple geven
- 8. Base form begrijpen
- 9. Base form kunnen
- 10. Base form lezen
- 12. Past participle slapen
- 16. Past participle kiezen
- 21. Base form denken
- 23. Past Simple gaan
- 24. Past Simple nemen