Across
- 2. Past Participle van TO CUT
- 3. werkwoord ZIJN (to -)
- 4. Past Participle van TO BUILD
- 5. Past Simple van CAN
- 6. werkwoord BOUWEN (to -)
- 7. werkwoord KOPEN (to -)
- 9. werkwoord BREKEN (to -)
- 10. Past Participle van TO CHOOSE
- 11. Past Simple van TO BEGIN
- 12. werkwoord VANGEN (to -)
- 16. Past Simple van TO COME
- 17. Past Participle van TO BREAK
- 19. werkwoord WORDEN (to -)
- 20. Past Simple (mv) van TO BE
- 21. Past Simple van TO CHOOSE
Down
- 1. Past Participle van TO CATCH
- 2. Past Participle van TO COST
- 3. werkwoord BUIGEN (to -)
- 4. Past Simple van TO BREAK
- 6. werkwoord BRENGEN (to -)
- 7. Past Participle van TO BEND
- 8. Past Simple van TO COST
- 9. Past Participle van TO BEGIN
- 10. werkwoord KIEZEN (to -)
- 11. werkwoord BEGINNEN (to -)
- 12. Past Participle van TO COME
- 13. Past Simple (enk) van TO BE
- 14. Past Participle van TO BRING
- 15. Past Participle van TO BUY
- 17. Past Participle van TO BECOME
- 18. Past Participle van TO BE
- 19. Past Simple van TO BECOME
- 21. werkwoord KUNNEN (-)