Kerstmis

12345678910111213141516171819
Across
  1. 2. Vanaf morgen hebben jullie dit twee weken!
  2. 4. Hij brengt de kerstpakjes
  3. 5. Een markt met allerlei kerstkraamkpjes
  4. 7. Dit geeft de verwarming.
  5. 8. De zoon van Maria en Jozef
  6. 10. het seizoen na de herfst
  7. 11. dit leg je onder de kerstmboom
  8. 14. Dit valt uit de lucht en is wit.
  9. 15. Met kerstmis is dit heel belangrijk
  10. 18. Dit bestel je op café.
Down
  1. 1. Geen oorlog maar .....
  2. 2. Kerstmis valt op .... december
  3. 3. je broers, zussen, mama, papa zijn je .....?
  4. 4. de boom die bij kerstmis hoort
  5. 6. Dit bestel je op restaurant
  6. 9. Deze man kan je met sneeuw maken.
  7. 12. Dit hang je in de kerstboom
  8. 13. dit vier je als je jarig bent!
  9. 16. Dit hang je in de kerstboom om hem beter te zien!
  10. 17. de laatste maand van het jaar
  11. 19. In de zomer is het warm. In de winter is het ....?