Kriebelbeestjes

1. De levenscyclus van een luis bestaat uit 3 stadia: ..., nimf en luis.
3. Het krijgen van hoofdluizen heeft niets met ... te maken: luizen hebben geen voorkeur voor slecht gewassen haren.
6. De eitjes van een luis (dit zijn de larven in een omhulsel: de ...) zijn ovaalvormig en ongeveer 0,8 mm groot.
7. Ze klampen zich met hun ... stevig vast aan de haren.
8. Een hoofdluis is een klein ... dat leeft tussen de haren van de mens.
10. Op je ... kunnen luizen tot 30 dagen overleven.
11. Hoofdluizen zitten bij voorkeur op ..., vochtige en donkere plaatsen, zoals achter de oren of in de nek.
12. Ze verplaatsen zich vooral van het ene hoofd naar het andere hoofd door direct ....
15. Nimfen zien eruit als ... luizen, maar ze zijn kleiner.
16. Omdat kinderen tijdens het spelen vaker hoofdcontact hebben, zijn zij het vaakst het slachtoffer van een ....
17. Zonder bloedmaaltijden sterft een ... na 2 dagen.
18. Een luis voedt zich verschillende keren per dag door het zuigen van kleine hoeveelheden ... doorheen de hoofdhuid.
20. Vrouwelijke luizen leggen tot 8 ... per dag.
21. Een luis heeft zes poten en is ... tot bruin van kleur.
22. Luizen kunnen ook overgaan via ... als die dicht bij elkaar hangt, bijvoorbeeld aan een kapstok.

1. De nimfen groeien vervolgens uit tot volwassen ....
2. Ook ... van een besmet kind hebben meer kans op luizen.
4. Tijdens het voeden komt er ... van de luis vrij, wat jeuk kan veroorzaken.
5. De ... neten blijven achter op de haarschacht.
8. ... kan luizen krijgen.
9. Buiten de hoofdhuid ... ze snel.
10. Luizen kunnen ook overgedragen worden door het gemeenschappelijk gebruik van bijvoorbeeld ..., mutsen, sjaals, hoofddeksels, handdoeken, bedlinnen of knuffels.
12. Ze plakken hun eitjes net boven de hoofdhuid stevig vast op een ....
13. Hoofdluizen komen zeer ... voor.
14. Uit de neten komen ....
19. Luizen kunnen alleen kruipen, ze kunnen niet ... of springen.