Across
- 4. het zinken van een schip.
- 7. een vaartuig met daarachter een rij andere vaartuigen.
- 9. de keuken van een schip.
- 13. de woonruimte op een schip.
- 15. kalmeren, rustig maken, zoals het eerder was.
- 17. ergens met grote moeite doorheen gaan.
- 18. dapper.
- 19. je zegt er iets over, je schrijft het op.
Down
- 1. iemand die een scheepsramp (heeft) mee(ge)maakt.
- 2. als je met je ogen door iets heen boort, kijk je heel erg goed.
- 3. de ramp
- 5. in brand staan.
- 6. een eenvoudig vaartuig gemaakt van planken.
- 8. iemand die zich verstopt in een vliegtuig of een schip en zo stiekem meereist.
- 10. verpesten, verknoeien.
- 11. een vrouw van adel
- 12. een groot ongeluk met een schip.
- 14. water uit een schip scheppen.
- 16. een grote ruimte onder in een schip waarin de goederen liggen die het schip vervoert.
