Across
- 3. Ik ben groot als ik jong ben, maar ik ben klein als ik oud ben. Wat ben ik?
- 6. Wat gaat de hele wereld rond maar blijft altijd in een hoekje ?
- 7. Welk schepsel loopt 's ochtends op vier benen, 's middags op twee benen en 's avonds op drie?
- 9. Hij die het maakt, wil het niet hebben. Hij die het koopt, zal het niet gebruiken. Hij die het gebruikt, weet het niet.
- 10. Welk woord wordt kleiner als je er twee letters aan toevoegt?
- 12. Hoe meer dit ding droogt, hoe natter het wordt.
- 14. Hoe komt een konijn uit de sneeuw?
- 15. Het huppelt in het bos en heeft een machinegeweer, wat is het?
Down
- 1. Ik ben wat ik ben maar als je weet wat ik ben ben ik het niet meer.
- 2. welke bus kan niet rijden?
- 4. Het heeft een been, maar het kan niet lopen. Het heeft twee vleugels, maar het kan niet vliegen. Het draagt een bril, maar het kan niet zien. Het heeft haar, maar het kan niet gekamd worden?
- 5. Je gooit het buitenste weg en kookt het binnenste. Daarna eet je het buitenste en gooi je het binnenste weg. Wat is het?
- 8. Dit ding heeft 3 ogen, die elk een ander kleur hebben en 1 poot. Wat is het?
- 11. Wat was was voordat was was was?
- 13. Wat behoort jou toe, maar gebruikt iemand anders vaker?
