Across
- 3. de koe staat in de
- 4. dit kwaakt
- 7. de kleur van het gras
- 8. dit dier heeft een mond met eieren
- 10. dit dier rent snel en heeft lange oren
Down
- 1. er zijn vier seizoenen: zomer, herfst, winter, en
- 2. ik zie niet 1 koe maar 2
- 5. dit dier legt een ei
- 6. is erg heet en maakt de aarde warm
- 9. als een lam groot is
