Les 1 Televisie

1234567891011121314151617181920
Across
  1. 2. De invloed het effect dat iets heeft.
  2. 4. Onvergetelijk.
  3. 9. Stukjes uit verschillende tv-programma's.
  4. 11. Iemand aansporen om iets te doen bevorderen.
  5. 12. Iemand ertoe brengen om iets te doen.
  6. 13. Een langlopende tv-serie veel drama.
  7. 14. Verspreiding golven van radio en tv.
  8. 15. Veroorzaken.
  9. 17. Een journalist in een ander land/stad.
  10. 18. In de smaak vallen.
  11. 19. tegelijkertijd via verschillende media.
Down
  1. 1. Reclame voor iets of iemand maken.
  2. 3. Een kortdurende golf van aandacht.
  3. 5. een 'echt' programma.
  4. 6. Een verslag in het televisiejournaal.
  5. 7. Zonder onderbreking.
  6. 8. Een gevoel bij jeugdherinneringen.
  7. 10. Het vermaak.
  8. 16. = De tijd die om programma's uit te zenden.
  9. 20. Een middel om informatie te verspreiden.