Across
- 6. hoi
- 7. het land
- 8. de voornaam
- 10. en jij?
- 11. ja
- 13. het meisje
- 14. het appartement
- 16. de straat
- 17. maar
- 20. de jongen
- 24. waar?
- 25. de klas
- 27. Frankrijk
- 29. tot later
- 31. meneer
- 33. hoi
- 34. groot
- 35. ik
- 38. bedankt
- 39. goed
- 40. de vriend
- 42. met
- 44. het huis
- 46. mevrouw
- 47. hier is, hier zijn
- 48. daar, daarginds
- 49. de wijk
- 50. ik heet
- 53. de vriendin
- 54. heel, erg
- 55. de jongen
Down
- 1. ook
- 2. het zwembad
- 3. het meisje
- 4. wonen
- 5. mooi, leuk
- 9. de school
- 12. het gaat goed
- 13. Frans
- 15. de minuut
- 18. hoe?
- 19. daar is, daar zijn
- 21. de tuin
- 22. meneer
- 23. in
- 25. de middelbare school
- 26. leuk
- 28. nee
- 30. hoe gaat het?
- 32. voorstellen
- 35. nu
- 36. het is, dat is
- 37. aardig
- 38. mevrouw
- 41. er is, er zijn
- 43. de stad
- 45. dag
- 49. wie?
- 51. ver
- 52. en
- 53. tot ziens