Across
- 3. Frankrijk
- 5. het land
- 6. bedankt
- 8. het is, dat is
- 11. nee
- 12. hoe gaat het?
- 14. de straat
- 16. tot ziens
- 20. de middelbare school (klas 1, 2, 3)
- 21. hoi
- 22. hier is, hier zijn
- 25. de vriend
- 26. wonen
- 28. Nederlands
- 29. en jij?
Down
- 1. mevrouw
- 2. mooi, leuk
- 4. Frans
- 6. meneer
- 7. de school
- 9. de wijk
- 10. het meisje
- 13. ook
- 15. de stad
- 17. ja
- 18. daar is, daar zijn
- 19. groot
- 20. de klas
- 23. waar?
- 24. de jongen
- 27. dag