Across
- 1. maar
- 3. voorstellen
- 4. heel, erg
- 5. sportief
- 7. tot later (spatie = - )
- 11. het zwembad
- 12. de zee
- 16. daar, daarginds (spatie = - )
- 18. het gaat goed (spatie = - )
- 21. nieuw
- 22. de hobby
- 24. de minuut
- 25. Frans
- 26. tevreden, blij
- 28. het adres
- 31. de nationaliteit
- 35. de voornaam
- 37. tot ziens
- 39. mevrouw
- 41. wie?
- 42. de leeftijd
- 45. Nederlands
- 46. ver
- 47. tennis
- 48. de achternaam (spatie = - )
- 50. bedankt
- 51. en
- 52. meneer
- 54. ik?
Down
- 2. (m) het appartement
- 5. geweldig
- 6. dicht bij (spatie = - )
- 8. aardig
- 9. het dorp
- 10. de bus
- 13. ik stel je voor
- 14. ? hoe?
- 15. leuk
- 17. met
- 19. de vriendin
- 20. goed
- 23. in de brugklas (spatie = - )
- 27. waar?
- 29. in
- 30. nu
- 32. de tuin
- 33. of
- 34. van
- 36. kijken naar
- 38. de jongen
- 40. dan, dus
- 43. nee
- 44. klein
- 49. het meisje
- 50. het huis
- 53. ja