Across
- 3. de file
- 5. Nederland
- 10. het (verkeers)bord
- 11. Turkije
- 13. de afrit
- 14. de bestemming
- 16. aankomen
- 20. het tankstation
- 22. huilen
- 23. uitgaan, naar buiten gaan / naar buiten gaan,
- 26. Spanje
- 28. het vliegtuig
- 29. de auto
- 31. de terugkeer / de terugreis
- 32. het vertrek
- 33. Belgiƫ
- 35. Frankrijk
- 37. vertrekken
Down
- 1. de omleiding
- 2. verlaten
- 4. doorgaan / doorrijden
- 6. het vliegveld
- 7. de boot
- 8. de weg
- 9. Luxemburg
- 12. de reis
- 15. de autoweg
- 17. rijden
- 18. het weerbericht
- 19. de grens
- 21. reizen
- 23. Zwitserland
- 24. de trein
- 25. Marokko
- 27. het avontuur
- 30. het kaartje
- 34. parkeren
- 36. de aankomst
- 37. de tol