Across
- 8. controleren
- 10. de tegenstander
- 11. het team
- 13. want
- 14. de plank, het board
- 16. het doel, doelpunt
- 18. vrouwelijk
- 20. later
- 22. het gezelschapsspel
- 26. hoog
- 27. slagen
- 28. de toekomst
- 31. de scheidsrechter
- 34. de speler
- 36. verslaan
- 37. het drumstel
- 38. de ervaring
- 40. de trainer
- 42. het stadion
- 44. beroemd
- 47. de helm
- 50. de afspraak
- 51. het uur
- 52. filmen
- 54. het materiaal
- 56. de demonstratie
- 57. verliezen
- 60. muziek spelen
- 62. creatief
- 64. het toernooi
- 65. de hoofdingang
Down
- 1. dat wil zeggen
- 2. eruitzien
- 3. worden
- 4. de spreekbeurt
- 5. deel uitmaken van
- 6. muzikaal
- 7. gooien
- 9. hopen
- 12. onvergetelijk
- 15. aanraden
- 17. laten zien
- 19. de elleboog
- 21. vangen
- 23. het idee
- 24. rennen
- 25. knutselen
- 29. vertellen
- 30. de finale
- 32. de vrijetijdsbesteding
- 33. toekomstig
- 35. de bal
- 39. zwemmen
- 41. de vergissing
- 43. fietsen
- 45. ongeveer
- 46. de studie
- 48. het punt
- 49. deelnemen aan
- 53. de knie
- 55. stoppen
- 58. neemt u me niet kwalijk
- 59. de stem
- 61. de overwinning
- 63. de passie