Across
- 3. Kan goed handballen.
- 5. ze danst bij entertainment.
- 8. Ze is mijn BFF.
- 10. Ze zit op voetbal.
Down
- 1. Is goed in dansen.
- 2. Zit met Mila op dansen.
- 4. Houd veel van haar neefje.
- 6. ze houd van katten.
- 7. Ze zit op turnen.
- 9. Ze is dol op honden.
