Mengoefening ei/ij, d/t-finaal, open en gesloten lettergrepen

12345678910111213141516
Across
  1. 2. Een vogel heeft heel veel ..... op zijn lijf.
  2. 3. Deze kleine groene dieren kunnen goed springen.....
  3. 6. Deze dieren hebben een sikje.
  4. 7. Mijn hond slaapt elke avond in zijn ......
  5. 10. Het is een kleine rode vrucht die je kan eten in de zomer een ....
  6. 11. Die kleuter is niet groot hij is ....
  7. 13. Hij houdt niet van honden, hij heeft liever .....
  8. 15. Deze dieren hebben een heel wollige vacht en zeggen bèèèh.
  9. 16. Zij houdt niet van appels, zij heeft liever ....
Down
  1. 1. Als je valt op je knie dan heb je .....
  2. 2. Iemand die je graag hebt noem je een .....
  3. 4. Als je kleren gewassen zijn moet je ze eerst nog ....
  4. 5. Je belt de brandweer wanneer je huis in ...... staat.
  5. 8. Het is het tegenovergestelde van 's morgens/ochtend.
  6. 9. Als je gaat kamperen slaap je in een ....
  7. 12. Als je honger hebt moet je iets .....
  8. 14. Er zijn niet enkele vrouwen op de wereld maar ook ....