Nederlands: spelling

1234567891011121314151617
Across
  1. 3. ...(redden) het milieu!
  2. 5. ...(wenden) u zich maar tot de servicemanager.
  3. 7. Synoniem voor zwam.
  4. 12. Afzondering om besmetting te voorkomen.
  5. 14. Mensen die niet slim zijn.
  6. 15. Gebakken mengsel van eieren/eierpannenkoek.
  7. 17. Man die in een klooster woont.
Down
  1. 1. Plaats waar men geld bewaart.
  2. 2. Koffie met melkschuim.
  3. 4. Er zit een gat in mijn broek ...(die/dat) ik al jaren heb.
  4. 6. Zware nutteloze arbeid.
  5. 8. Het meisje ... (die/dat) daar fiets.
  6. 9. Aanvallend, gewelddadig.
  7. 10. De leerling was aan het sl..men (ij/ei) bij de leerkracht. (volledige woord herschrijven)
  8. 11. Paarsachtige kleur.
  9. 13. Neervl..en (ei/ij)/ neerleggen.
  10. 16. ...(aankleden) jij je even snel aan!