Nederlands woordenschat

12345678910111213141516171819202122232425262728293031323334353637383940414243444546
Across
  1. 1. er een kruisje bij plaatsen
  2. 6. kenmerkend zijn voor iemand
  3. 7. deeltje van een film, reclame
  4. 8. altijd voortdurend
  5. 10. een model
  6. 12. ingewikkeld
  7. 13. persoonlijkheid, het karakter
  8. 14. ergens helemaal in doordringen
  9. 16. allereerst het begin
  10. 18. horen, zien, ruiken ...
  11. 21. kort en bondig, beperken tot de kern
  12. 22. priester voor militairen gevangenen en leden van de scouts
  13. 23. bijnaam die je krijgt van de scouts
  14. 24. inschrijven opnemen in een register
  15. 27. oude gewoonte
  16. 30. aanduiden met markeerstift
  17. 35. volgens de oude gewoonte
  18. 36. ophitsen, aanzetten tot het plegen van een misdrijf
  19. 38. verzameling van creatieve uitdagingen waarmee iemand toont wat hij kan
  20. 39. waar heel erg over nagedacht werd
  21. 41. het ideale nastreven
  22. 42. grondige beoordeling van positieve en negatieve kanten
  23. 43. grondgebied van een dier
  24. 45. de druk, de spanning
  25. 46. woord dat aangeeft wat je moet doen
Down
  1. 2. een andere mogelijkheid
  2. 3. ergens heel goed in zijn
  3. 4. een zeldzaam verschijnsel
  4. 5. kiezen
  5. 9. aanmoedigen
  6. 11. opschrijven
  7. 15. een cirkel rond trekken
  8. 17. de afwijking de mistoestand
  9. 19. koppelen met
  10. 20. de invloed, de uitwerking
  11. 23. taalregister bv. dialect, standaardtaal, jongerentaal
  12. 25. benauwd onaangenaam
  13. 26. doorzoeken op zoek gaan naar iets
  14. 28. vanzelfsprekend
  15. 29. richtlijn of aanwijzing
  16. 31. mompelend
  17. 32. verdediging van een standpunt
  18. 33. eindeloos
  19. 34. hoe jij denkt over iets of iemand
  20. 37. vleugje zweempje
  21. 40. heimelijk, stiekem
  22. 44. voorwerp dat je nodig hebt