Nouns-verbs-adjectives

123456789101112131415161718192021222324252627
Across
  1. 3. comfortabel, gerieflijk, aangenaam
  2. 4. zwakte
  3. 7. lawaaierig, luidruchtig
  4. 8. verontschuldigen
  5. 10. bewondering
  6. 11. bang maken, schrik aanjagen
  7. 12. armoede
  8. 16. verzameling
  9. 17. versieren
  10. 19. gruwelijk, afschuwelijk
  11. 20. nuttig
  12. 21. vereenvoudigt
  13. 23. schadelijk, nadelig
  14. 24. behulpzaam, nuttig
  15. 25. symboliseren
  16. 26. beleefdheid
  17. 27. vreedzaam, vredevol
Down
  1. 1. beslissing, besluit
  2. 2. competitie, wedstrijd
  3. 5. voorkomen, verschijning, optreden
  4. 6. bijstand, hulp
  5. 9. mooi
  6. 10. aankondiging
  7. 13. redelijk, aannemelijk
  8. 14. verduidelijken
  9. 15. aankomst
  10. 18. vlucht
  11. 22. succesvol, geslaagd