Kruiswoordpuzzel over de ontwikkeling van een peuter

1234567891011121314151617181920212223242526272829303132
Across
  1. 3. Leren praten = nazeggen, dus het is belangrijk dat de opvoeder .... spreekt.
  2. 4. De .... ontwikkeling gaat over de vraag: "Wat mag en wat mag niet en waarom mag het niet?"
  3. 7. Een peuter gaat beginnend ...... denken. Hij geeft een bepaalde betekenis aan woorden en voorwerpen.
  4. 10. Bij een oudere peuter komt .......... krabbelen voor.
  5. 12. De ..... ontwikkeling verwijst naar de ontwikkeling van kinderen hoe zij de wereld waarnemen met hun zintuigen.
  6. 13. Een peuter die op een driewieler rijdt, is een voorbeeld van .......... motoriek.
  7. 14. Een peuter die zijn rits van zijn jas probeert dicht te doen is een voorbeeld van ............ motoriek.
  8. 16. Het is goed om als ouder zoveel mogelijk te proberen antwoorden op de vragen van de peuter. Het verbetert zijn .... ontwikkeling. Een peuter leert nieuwe woorden.
  9. 19. Het driebergenexperiment onderzoekt het kenmerk ........... De peuter gaat ervan uit dat iedereen de wereld beleeft zoals hij dit zelf doet.
  10. 20. Vanaf de peuter twee woorden gaat gebruiken, kan hij de situatie makkelijker beschrijven. Ze kunnen een .... tussen woorden uitdrukken.
  11. 21. Het lichaam groeit ..... dan het hoofd.
  12. 22. Gewoon 'nee' zeggen is vaak onvoldoende. Als een kind iets doet wat niet mag, kan je als ouder het kind weghalen uit de situatie en .......
  13. 25. Het zelf doen en het zelf willen is een positief teken. Het is de eerste stap naar .............
  14. 26. Niet gelijktijdig
  15. 28. Wanneer een peuter geen antwoord krijgt op zijn vraag, vult hij dit aan met zijn ......
  16. 30. Tip zindelijkheidstraining: Reageer niet ..... als er niets gebeurt.
  17. 31. Een peuter weet vaak heel goed wat van de opvoeder mag en niet mag. Maar toch gaan ze proberen hun ......... uit te testen.
  18. 32. Een peuter wil zelf dingen doen, maar dat kan hij nog niet zo goed. Dit frustreert hem, waardoor hij makkelijk een ..... krijgt.
Down
  1. 1. Tip om driftbuien te voorkomen: Leg uit ... iets niet mag. De peuter zal de situatie beter begrijpen.
  2. 2. Een peuter begint zich te hechten aan een ......... Dit voorwerp dient voor een korte periode als vervanging van zijn ouders.
  3. 5. De eerste woordjes gaan vaak over personen of voorwerpen uit hun directe ......... bijvoorbeeld mama, papa, poes,..
  4. 6. De peuter leert op het .... te gaan. Hij leert zijn sluitspieren te beheersen.
  5. 8. De peuter gaat het gedrag van anderen nabootsen.
  6. 9. Het is belangrijk om als ouder ......... te blijven. De regels mogen niet voortdurend wijzigen, want anders wordt het voor de peuter heel verwarrend.
  7. 11. Een peuter gaat niet alleen proberen door te doen, maar gaat over het probleem nadenken en een oplossing vinden in zijn hoofd. Dit verwijst naar het begrip ..... experimenteren.
  8. 15. Tip: aanmoedigen van taal bij peuters. Stel ..... vragen aan de peuter, bijvoorbeeld: Ga je de vorkjes aangeven?
  9. 17. De peuter gaat in de pre-operationele fase proberen nadenken, maar maakt nog veel ......, bijvoorbeeld door angsten van de peuter.
  10. 18. Tip: aanmoedigen van taal bij peuters. ..... een kind niet, maar herhaal het woord in een zin op een correcte manier.
  11. 23. Tip omgaan met driftbuien: Ga niet in .... met het kind. De ouder stelt de regels op (niet het kind).
  12. 24. Een peuter ligt in bed en vertelt tegen zijn beer hoe zijn dag verlopen is. Dit is een voorbeeld van een ...............
  13. 25. Een peuter beseft geleidelijk aan dat hij op zichzelf iemand is en dat hij zelf dingen kan beslissen.
  14. 27. Een peuter ervaart een ........ tussen zelfstandig willen zijn en angst om de liefde van zijn ouders te verliezen.
  15. 29. De peuter maakt denkfouten door zijn fantasie. "De zon gaat weg, want hij is boos". Dit is een voorbeeld van .........