Across
- 3. Dit heeft te maken met het verwachtingspatroon van de waarnemer.
- 5. Onze observaties worden beïnvloed door de verwachtingen we hebben en de voorspellingen die we doen over iemands gedrag.
- 6. We hebben de neiging om ons met het geobserveerde te vereenzelvigen. vb. Als je iets zelf hebt meegemaakt begrijp je dit beter bij anderen.
- 7. Het toekennen van oorzaken aan een gedrag.
- 9. Waar je nood aan hebt of zin in hebt beïnvloedt de waarneming.
- 10. De emotionele ingesteldheid van de waarnemer beïnvloedt de observatie.
- 12. Dit omvat je waarden, normen, opvattingen, ...
- 15. We schrijven onze eigen emoties, verlangens, gedachten, wensen, ... toe aan iemand anders.
- 16. indruk We vormen een mening over iemand van zodra we deze persoon nog maar eventjes hebben gezien.
Down
- 1. Als je gewend bent aan een bepaald niveau van stimulatie heb je er minder aandacht voor.
- 2. blikveld Soms kan je niet alle dingen zien. Bijvoorbeeld als de leerkracht iets op het bord schrijft ziet hij de leerlingen niet.
- 4. Het gedrag van anderen zal meer opvallen als je je er aan stoort.
- 8. Als je veel met bepaalde mensen omgaat geraak je gewend aan een bepaald gedrag.
- 11. kennis Je kan alleen waarnemen en observeren wat je kent.
- 13. Dingen waar onze belangstelling naar uitgaat zullen we sneller waarnemen.
- 14. Dingen die je geleerd hebt beïnvloeden je waarneming.
