Across
- 2. in dit Italiaans --- eet je de lekkere pizza
- 4. op dit adres --- wij
- 6. hierin lees je
- 8. Hij woont met zijn familie, hij woont niet ---
- 9. heeft een slurf
- 12. een seizoen
- 13. hij woont in de Nieuw---
- 14. ik deel het soms in mijn les
- 15. voetbal is een ---
Down
- 1. het springt en je vindt het in Australiƫ
- 3. waar komt Hellen Moss vandaan?
- 5. De beste vriend van de mens
- 7. jaagt op muizen
- 10. Sinterklaas brengt dit mee uit Spanje
- 11. hiermee bel je
