reizen en vervoer

12345678910
Across
  1. 3. De auto's op de snelweg rijden heel langzaam of staan stil.
  2. 6. Je kunt ermee op reis.
  3. 7. De tassen en koffers die je zelf meeneemt in het vliegtuig.
  4. 8. Je trekt het met de auto en je kunt erin slapen.
  5. 10. Het is gemaakt van doek en je kunt erin slapen.
Down
  1. 1. Je bent verdrietig en ziek omdat je liever thuis wilt zijn.
  2. 2. Je kunt er in de vakantie slapen, eten en zwemmen.
  3. 4. Je kunt er in de vakantie met je caravan of tent kamperen.
  4. 5. Een aandenken aan de vakantie.
  5. 9. De zwarte laag op de weg.