Schooltaalwoorden

123456789101112131415161718
Across
  1. 1. Met alle bijzonderheden erbij, veel omvattend, van grote omvang
  2. 2. Alles behalve, enkel en alleen
  3. 5. Bijna niet merkbaar, fijn verschil
  4. 6. Toelichten, uitleggen, uitdrukkelijk omschrijven
  5. 7. Voornamelijk, grotendeels, vooral, overwegend
  6. 8. Vergroting, iets wordt groter gemaakt of vermeerderd
  7. 10. Datgene wat het meest van belang is, het belangrijkste
  8. 12. Expres, met als bedoeling dat
  9. 15. Aanname, vermoeden, dat waar je van uitgaat
  10. 17. Iemand niet toelaten, iets niet langer als mogelijkheid beschouwen
  11. 18. Nauwkeurig, precies, nauwgezet
Down
  1. 1. Buitensluiting,
  2. 3. Klein detail, klein verschil
  3. 4. Aannemen, ervan uitgaan
  4. 9. Uitdrukkelijk, nadrukkelijk, duidelijk
  5. 11. Andere mogelijkheid
  6. 12. Mede in betrokken, als iets zo is maar niet gezegd wordt
  7. 13. Bedoeling, voornemen, wat je wil bereiken
  8. 14. Verfijnen, verduidelijken door meer details te geven
  9. 16. Fijnheid, spitsvondigheid, scherpzinnigheid