Sinterklaas ...

123456789
Across
  1. 3. Op zes december komt ..... op bezoek.
  2. 5. De Pieten strooien vaak ..... in het rond.
  3. 8. De Sint draagt een rode ..... op zijn hoofd.
  4. 9. Sinterklaas leest alles in het grote ..... .
Down
  1. 1. Al het speelgoed zit in een grote ..... .
  2. 2. De Sint vaart over de zee met een ...... .
  3. 3. De kinderen krijgen veel ..... van Sinterklaas.
  4. 4. De sint heeft een gouden ..... in zijn hand.
  5. 6. Sinterklaas komt in de maand ...... .
  6. 7. Sinterklaas wordt geholpen door Zwarte ...... .