Across
- 2. De kerstman schopt graag tegen een ... aan, op het voetbalveld.
- 4. De kerstman vindt het niet leuk, als kinderen ... zijn.
- 5. De kerstman bezorgt pakjes in de stad, maar ook op het ...
- 7. De dokter kijkt de ... van de kerstman even na, voordat hij op reis gaat.
- 11. Elke avond speelt de kerstman en de kertsvrouw een kaart...
- 12. Toch is de kerstman heel ...
- 13. De kerstman woont niet in Nederland, maar in het ...
- 14. De kerstman woont niet in een klein ..., maar in een groot laplandhuis.
- 15. De kerstman is ... op de kerstvrouw.
- 18. Zijn arreslee is eigenlijk maar een klein ...
Down
- 1. Wees voorzichtig met het speelgoed, er zit namelijk geen ... op.
- 3. Het kind schrijft een brief aan de kerstman op een ... papier.
- 4. De kerstman deed zijn muts af en zette een helm op voor de ...
- 6. De kerstman en kerstvrouw gaan ... eten in een restaurant.
- 8. De arreslee glijdt van een klein ... af, naar beneden.
- 9. De politie geeft de kerstman een bekeuring voor zijn ...
- 10. De kerstman is klaar voor zijn reis en zet zijn ... op zijn neus.
- 16. Na de kerstdagen, heeft de kerstman eindelijk ...
- 17. Opeens hoort de kerstman een ..., het is zijn telefoon.