Across
- 3. Weer. Opnieuw.
- 4. Snel, direct
- 5. Ook.
- 8. Iemand aansporen om iets te doen. Zorgen dat hij het leuk gaat vinden.
- 9. Sinds lange tijd.
- 11. Zorgen dat iemand iets niet doet.
- 12. Net zoals... Het is alsof...
- 13. Met iets omgaan.
- 14. Op een opvallende plek staan, liggen of hangen.
- 15. Iemand in dienst nemen.
Down
- 1. Meemaken. Ervaren.
- 2. Denken dat iets waar is. Maar je weet het niet zeker.
- 6. In het begin.
- 7. Hoewel.
- 10. Aan beide kanten.
