Across
- 5. Een sport die je in je eentje beoefent.
- 8. In evenwicht proberen te blijven.
- 11. Een trap of worp, waarmee je de bal naar een teamspeler overspeelt.
- 13. Gewond.
- 14. De manier waarop je iets doet.
- 15. Een blok waar je tegenaan staat bij de start van een wedstrijd.
- 17. Iets wat grote opwinding veroorzaakt.
Down
- 1. Je lichamelijke toestand, hoe fit en gezond je bent.
- 2. Iemand met opzet laten struikelen.
- 3. Heel enthousiast en fel, graag willen winnen.
- 4. Als eerste de bal in het spel brengen bij een sport met een net.
- 6. Een sport die je lang achter elkaar doet.
- 7. Een professionele sporter. Je sport voor je beroep.
- 9. Iets doen of uitvoeren. Als je een sport beoefent, dan doe je aan die sport.
- 10. De manier waarop je iets aanpakt om iets te bereiken.
- 11. De platte schijf bij ijshockey.
- 12. Van het ene naar het andere overgaan.
- 14. Iets op het goede moment doen.
- 16. Een soort staaf waarmee je tegen een bal slaat.
- 18. Dat ben je als je veel aan sport doet of als je goed tegen je verlies kunt.
