Taal woordenschat 1.2

123456789101112131415
Across
  1. 2. Niet goed en niet slecht, maar er tussenin.
  2. 3. Een opvatting is hetzelfde als een mening.
  3. 5. Iemand die vindingrijk is, heeft veel ideeën.
  4. 10. Iemand die fantasieloos is, heeft weinig ideeën.
  5. 11. Als je ergens niet op let. Ik ga fietsen, ongeacht het regent.
  6. 12. Heel erg verbaasd.
  7. 13. Waar iemand vandaan komt, wat hij vroeger geleerd of gedaan heeft.
  8. 14. Als je vertelt waarom je iets zegt of doet.
  9. 15. Iemand met argumenten duidelijk maken dat iets waar is of het beste is.
Down
  1. 1. Natuurlijk.
  2. 4. Als je iemand verkeerd begrijpt.
  3. 6. Twee mensen bij elkaar brengen.
  4. 7. Verhaal met argumenten waarmee je anderen wilt overtuigen.
  5. 8. Je gaat er niet tegenin, het is zo. Ik accepteer dat ik geen snoepje mag, omdat we bijna gaan eten.
  6. 9. Manier van denken en doen. Yassir doet het goed op school, hij heeft een goede instelling.