Across
- 1. Onaardige dingen over iemand vertellen. "Pssst... Ik vind Jantje echt niet aardig!"
- 3. Iets wat niet waar is, maar je doet of het wel waar is. "Meester Marco vertelt nooit een ..."
- 5. Als je geen zorgen meer hebt. Toen de toets was afgelopen, waren Inia en Fabricio erg ......."
- 7. Iemand storen. "Waarom moet groep 4 de meester altijd ....... met zulke moeilijke vragen!"
- 8. Een groep mensen die samen aan sport doet. Bijvoorbeeld een voetbal.... of een basketbal...."
- 10. Je bent nog niet aan de beurt, maar doet alsof dat wel zo is. Bijvoorbeeld in de rij bij de kassa in de ICI Norte!
- 11. Niet sterk. Simon is zeker niet ...., hij is beresterk!
Down
- 2. Als je niet goed kunt wachten. "Niet zo duwen! Wat ben jij ....... zeg!"
- 4. Iemand lelijke namen geven of woorden zeggen. "Je bent een domkop!"
- 6. Je zegt op een vervelende manier wat anderen moeten doen! "Jeetje, wat is dat meisje toch ..."
- 9. Als je op iets of iemand let. "Alle ...... van de kinderen van groep 4 is bij de kruiswoordpuzzel"
- 10. Blij. De leerlingen van groep 4 zijn gelukkig altijd blij! Ze zijn erg ......."
