Technische Termen

1234567891011121314151617181920
Across
  1. 4. Tegenovergestelde van polyfonie. Muziek waarbij één stem de melodie heeft, terwijl de andere stemmen slechts als harmonische begeleiding fungeren (b.v. Koraal)
  2. 5. De grondtoon van een toonsoort. In de harmonieleer: het akkoord dat op deze grondtoon gebouwd is ("eerste trap"). Bijna altijd het slotakkoord van een compositie en vaak ook het beginakkoord
  3. 7. Overtreffende trap van staccato (zie hieronder). Zeer staccato te spelen. NB. Het achtervoegsel –issimo betekent de overtreffende trap. Bijvoorbeeld: Prestissimo (extreem snel), fortissimo (zeer luid)
  4. 12. Italiaans voor eenstemmig. Deze term wordt gebruikt als verschillende instrumenten of groepen dezelfde partij spelen.
  5. 14. Het kleinste element in de muzikale zin, melodisch of ritmisch.
  6. 15. Italiaans voor "als op een harp". Het is het snel na elkaar spelen van de akkoordtonen, dus als een gebroken akkoord (over één of meerdere octaven)
  7. 17. Italiaans voor gebonden spelen. De volgende noot spelen op het moment dat de vorige noot ophoudt te klinken. Dit wordt gezien als de normale manier van uitvoeren dus wordt in principe niet apart aangegeven, tenzij er misverstanden zouden kunnen ontstaan. Een legato geeft men aan door een boog.
  8. 18. (vrijwel) Letterlijke nabootsing van een fragment, een belangrijke techniek uit de polyfonie. Een thema, motief, of soms een ritme wordt in de ene partij voorgespeeld of -gezongen. Als het thema in alle stemmen geïmiteerd wordt noemt men dit door-imiteren. De meest strenge imitatie is de canon.
  9. 19. Muzikale gedachte, die het uitgangspunt vormt van een compositie. Grotere composities (symfonieën, sonates) hebben meestal meerdere thema's, die soms met elkaar in verband staan, soms juist contrasteren. Als een muziekstuk maar één thema heeft (bijv. een fuga, een thema met variaties), noemt men dit monothematisch.
  10. 20. Vaste harmonische formule. IV→V→ I of V→I.
Down
  1. 1. Aanduiding voor: sterker (of luider) worden.
  2. 2. Latijn voor de toon/akkoord dat spanning draagt. Het is de vijfde toon van een toonladder of het akkoord dat op de 5e toon van de toonladder staat; de 5e trap) en lost normaal gesproken op in de Tonica (1e trap). Eigenlijk Dominant (toon) Dominants-akkoord (trap V)
  3. 3. In het Latijn is portare = dragen. Het "dragen" van de ene toon naar de andere. Niet zo los als bij staccato, maar toch losser dan legato. Ongeveer ¾ van de nootwaarde) Wordt aangegeven met een streepje boven of onder de noot.
  4. 6. melodie van één a twee maten die continu herhaalt wordt
  5. 8. Dubbele herhaling (imitatie) van een motief op een andere toonhoogte; eerste herhaling 1 toon hoger of lager, tweede herhaling nog een toon hoger of lager.
  6. 9. compositiestijl waarbij alle stemmen een zelfstandige melodielijn hebben (met name ritmisch onafhankelijk van elkaar)
  7. 10. flexibel in tempo, muziek die expres niet strak is waardoor de muziek organisch klinkt.
  8. 11. Aanwijzing voor strijkers (afgekort als pizz.) dat de snaar niet moet worden bespeeld met de strijkstok, maar getokkeld. Het pizzicato wordt opgeheven door de aanwijzing "arco".
  9. 13. Zang zonder instrumentale begeleiding
  10. 15. geleidelijk aan sneller gaan spelen
  11. 16. Een chromatische, niet-laddereigen verhoging of verlaging van een toon in een melodie of een akkoord.