Across
- 3. Ik ben nog jong maar mijn oma is________.
- 5. Het schoolbord staat niet achteraan, maar________in de klas.
- 7. Ik fiets niet links, maar ________________________ van de weg.
- 9. In de winter is het erg koud, maar in de zomer erg ____________.
- 10. Het regent ik speel niet buiten maar___________.
Down
- 1. Een Citroën is niet zoet maar_________.
- 2. Het raam is niet dicht maar_________.
- 4. Als de zon onder gaat wordt het____________.
- 6. Ik speel liever samen een spelletje dan__________.
- 8. De grond is niet zacht maar__________.
