Across
- 4. Horizontale beweging van een lichtbron, waarbij de lichtbundel van de ene zijde van het toneel naar de andere zijde wordt gebracht. Ook: als het geluid van de ene luidspreker naar de andere overgaat.
- 5. Verticale beweging van een lichtbron, waarbij de lichtbundel van boven naar beneden wordt gebracht.
- 7. De theaterterm voor 'links als men voor het podium staat.
- 10. De plaatsen op een verdieping aan de zijkanten van de zaal.
- 11. De zitplaatsen op het 'gelijkvloers', recht voor de scène. Hier bevinden zich de beste en duurste zitplaatsen.
- 14. Lichtovergang waarbij de oude lichtstand langzaam verwisseld wordt met de volgende lichtstand.
- 17. Vriend of verwant van de hoofdfiguur die dient als spreekbuis van de auteur.
- 19. Auteursrechtelijke vergoeding die een schrijver krijgt telkens een stuk van het wordt opgevoerd.
- 21. Een miniatuuruitvoering in karton of hout op schaal van het podium met de decorstukken
- 23. Schitterend, spectaculaire slotscène van een toneelstuk.
- 24. Het officiële gezelschap van Antwerpen.
- 33. De wachtkamer voor de acteurs waar zij hun beurt kunnen komen afwachten in rust en concentratie voor ze moeten opkomen.
- 34. Selectieprocedure waarbij men kandidaten test of ze geschikt zijn voor een rol.
- 36. Een voorwerp dat op het toneel wordt gebruikt bij het spel en niet behoort tot het decor of het kostuum.
- 39. Iemand die een kleine rol vervult in het stuk, meestal zonder tekst.
- 42. Een toneel dat wordt opgevoerd in het eigenlijke toneel.
- 44. De ruimte waar het publiek tijdens de pauze een drankje kan nuttigen.
- 45. Het ineenzetten van het stuk, het bepalen waar de acteurs zullen staan/gaan en waar de decorstukken geplaatst worden.
- 46. Het officiële Nederlandstalige gezelschap in Brussel
- 47. De goedkoopste plaatsen, vroeger voor 'het gewone volk' dat tevreden moest zijn met een eenvoudige stoel of zelfs een staanplaats helemaal bovenaan. Wordt vandaag de dag alleen verhuurd als de rest van zaal uitverkocht is.
- 49. Smal platform boven het toneel of de zaal waarin de schijnwerpers bevestigd kunnen worden
- 51. Toneelrol waarbij de speler een persoon van de andere sekse uitbeeldt.
- 54. Een bepaalde lichtstand of een geluid langzaam laten afnemen.
- 55. De naam die men geeft aan het mechanisme van een katroltouw waarmee men decorstukken op en neer beweegt.
- 56. De repetities waarbij waarbij men nog geen bewegingen maakt, alleen maar de tekst zegt. In het theater ook 'Italiaantje' genoemd.
- 57. Een voorstelling waarmee men in verschillende zalen gaat spelen.
- 58. Naam voor het geheel van acteurs die in een stuk spelen.
Down
- 1. Applaus midden in een scène.
- 2. De plaats waars men zijn jas of tas veilig kan achterlaten.
- 3. Hij zorgt voor de plaatsing van het decor en voor de decorwisselingen tijdens de voorstelling.
- 6. Lichteffect waarbij alle lichten plots worden gedoofd. Kan worden gebruikt om het einde van een bedrijf aan te geven.
- 8. Persoon die de repetities leidt. Hij geeft aan hoe de acteurs moeten spreken en bewegen.
- 9. Dit wordt gezegd van een speler die op het toneel zijn tekst niet meer weet.
- 12. Een toneelstuk in één bedrijf, ongeveer 15 tot 40 minuten lang.
- 13. Het podium verlaten. Soms ook: als het stuk geen succes heeft.
- 15. De tegenspeler die de hoofdrolspeler naar de crisis leidt.
- 16. Het schminken, wat door de beroepsacteur zelf wordt gedaan.
- 18. De 'duivel-doet-al' van het toneel. Hij coördineert het hele gebeuren en zorgt dat alles goed 'draait'. Is op de hoogte van alles en is tijdens de voorstelling ook de 'baas'.
- 20. De persoon die verantwoordelijk is voor alle voorwerpen die in de voorstelling worden gebruikt.
- 22. Naar alle kanten beweegbare schijnwerper met hoge lichtintensiteit die een scherpomlijnde ronde lichtvlek geeft.
- 25. Opzettelijk de voorstelling verstoren door de medespeler aan het lachen te brengen.
- 26. Een 'kamertje' met eigen deur, knusse stoelen of zetels en een afgeschermde kijk op het toneel. Naast de scène zijn in de oudere grotere theaters aparte ruimtes voor de koninklijke familie. Was bedoeld om 'gezien te worden', niet zozeer om van het toneel te genieten.
- 27. Passage in een stuk die door één acteur achter elkaar gesproken wordt. Kan dus bestaan uit een of meerdere zinnen.
- 28. De laatste repetitie. In feite al een voorstelling want men speelt het stuk zonder onderbreking zoals het zou moeten. De regisseur zit in de zaal en houdt alle details in het oog.
- 29. Wanneer eenzelfde acteur twee of meer kleine rollen speelt in eenzelfde stuk.
- 30. Een notitieboek met rechts de toneeltekst en links alle regieaanwijzingen, lichtstanden en geluidseffecten.
- 31. Om de intrige in de juiste banen te leiden, werd er soms gebruik gemaakt van een godheid die de held uit een benarde situatie redde.
- 32. Persoon die naast het toneel met de tekst in de hand de acteurs voorzegt die hun tekst niet meer weten.
- 35. Zwart gordijn dat de coulissen afsluit van de scène.
- 37. De intensiteit van het licht langzaam terugnemen.
- 38. Een stuk waarin maar één speler voorkomt.
- 40. Het grootste gezelschap in Gent.
- 41. Metalen buis die in de toneeltoren hangt. Men bevestigt er decorstukken aan
- 43. De eerste voorstelling van een nieuw stuk, vaak voor eregenodigden en de pers.
- 48. De hoofdrolspeler die de intrige ondergaat.
- 50. De persoon die zich bezighoudt met de keuze en de bewerking van de stukken. Hij levert ook de informatie voor de affiche, programmaboekjes enz.
- 51. De specialisatie van de acteur, het 'geknipt' zijn voor een rol.
- 52. De persoon die het decor en de kostuums ontwerpt.
- 53. Tegengewicht dat het mogelijk maakt om zware decorstukken van meer dan 200 kilo via een katrolmechanisme toch door één persoon zonder moeite te doen ophijsen. Het aantal tegengewichten wordt aangepast aan het gewicht van het decorstuk.
- 55. De eerste kennismaking met de nieuwe toneeltekst: de regisseur laat de acteurs hun tekst voorlezen en geeft hen informatie over het stuk, hun rol, de manier waarop ze de tekst moeten zeggen enz.
