Across
- 3. Horizontale beweging van een lichtbron, waarbij de lichtbundel van de ene zijde van het toneel naar de andere zijde wordt gebracht. Ook: als het geluid van de ene luidspreker naar de andere overgaat.
- 5. De plaats waars men zijn jas of tas veilig kan achterlaten.
- 7. Schitterend, spectaculaire slotscène van een toneelstuk.
- 11. Naam voor het geheel van acteurs die in een stuk spelen.
- 12. Vriend of verwant van de hoofdfiguur die dient als spreekbuis van de auteur.
- 13. Een toneelstuk in één bedrijf, ongeveer 15 tot 40 minuten lang.
- 15. De laatste repetitie. In feite al een voorstelling want men speelt het stuk zonder onderbreking zoals het zou moeten. De regisseur zit in de zaal en houdt alle details in het oog.
- 17. De intensiteit van het licht langzaam terugnemen.
- 19. De wachtkamer voor de acteurs waar zij hun beurt kunnen komen afwachten in rust en concentratie voor ze moeten opkomen.
- 23. Een miniatuuruitvoering in karton of hout op schaal van het podium met de decorstukken
- 24. Een stuk waarin maar één speler voorkomt.
- 28. De repetities waarbij waarbij men nog geen bewegingen maakt, alleen maar de tekst zegt. In het theater ook 'Italiaantje' genoemd.
- 31. De persoon die verantwoordelijk is voor alle voorwerpen die in de voorstelling worden gebruikt.
- 32. Om de intrige in de juiste banen te leiden, werd er soms gebruik gemaakt van een godheid die de held uit een benarde situatie redde.
- 33. Het ineenzetten van het stuk, het bepalen waar de acteurs zullen staan/gaan en waar de decorstukken geplaatst worden.
- 36. De specialisatie van de acteur, het 'geknipt' zijn voor een rol.
- 37. De ruimte waar het publiek tijdens de pauze een drankje kan nuttigen.
- 39. Een voorstelling waarmee men in verschillende zalen gaat spelen.
- 40. Zwart gordijn dat de coulissen afsluit van de scène.
- 41. De goedkoopste plaatsen, vroeger voor 'het gewone volk' dat tevreden moest zijn met een eenvoudige stoel of zelfs een staanplaats helemaal bovenaan. Wordt vandaag de dag alleen verhuurd als de rest van zaal uitverkocht is.
- 43. De hoofdrolspeler die de intrige ondergaat.
- 46. Persoon die de repetities leidt. Hij geeft aan hoe de acteurs moeten spreken en bewegen.
- 47. De plaatsen op een verdieping aan de zijkanten van de zaal.
- 48. Dit wordt gezegd van een speler die op het toneel zijn tekst niet meer weet.
- 49. Tegengewicht dat het mogelijk maakt om zware decorstukken van meer dan 200 kilo via een katrolmechanisme toch door één persoon zonder moeite te doen ophijsen. Het aantal tegengewichten wordt aangepast aan het gewicht van het decorstuk.
- 51. Passage in een stuk die door één acteur achter elkaar gesproken wordt. Kan dus bestaan uit een of meerdere zinnen.
- 55. Verticale beweging van een lichtbron, waarbij de lichtbundel van boven naar beneden wordt gebracht.
- 56. Selectieprocedure waarbij men kandidaten test of ze geschikt zijn voor een rol.
- 57. De eerste kennismaking met de nieuwe toneeltekst: de regisseur laat de acteurs hun tekst voorlezen en geeft hen informatie over het stuk, hun rol, de manier waarop ze de tekst moeten zeggen enz.
Down
- 1. Metalen buis die in de toneeltoren hangt. Men bevestigt er decorstukken aan
- 2. De zitplaatsen op het 'gelijkvloers', recht voor de scène. Hier bevinden zich de beste en duurste zitplaatsen.
- 4. De 'duivel-doet-al' van het toneel. Hij coördineert het hele gebeuren en zorgt dat alles goed 'draait'. Is op de hoogte van alles en is tijdens de voorstelling ook de 'baas'.
- 6. Het podium verlaten. Soms ook: als het stuk geen succes heeft.
- 8. Applaus midden in een scène.
- 9. Het grootste gezelschap in Gent.
- 10. De theaterterm voor 'links als men voor het podium staat.
- 14. Het officiële Nederlandstalige gezelschap in Brussel
- 16. De tegenspeler die de hoofdrolspeler naar de crisis leidt.
- 18. Naar alle kanten beweegbare schijnwerper met hoge lichtintensiteit die een scherpomlijnde ronde lichtvlek geeft.
- 20. Opzettelijk de voorstelling verstoren door de medespeler aan het lachen te brengen.
- 21. Persoon die naast het toneel met de tekst in de hand de acteurs voorzegt die hun tekst niet meer weten.
- 22. Een toneel dat wordt opgevoerd in het eigenlijke toneel.
- 25. De eerste voorstelling van een nieuw stuk, vaak voor eregenodigden en de pers.
- 26. Een voorwerp dat op het toneel wordt gebruikt bij het spel en niet behoort tot het decor of het kostuum.
- 27. Smal platform boven het toneel of de zaal waarin de schijnwerpers bevestigd kunnen worden
- 28. Een notitieboek met rechts de toneeltekst en links alle regieaanwijzingen, lichtstanden en geluidseffecten.
- 29. De naam die men geeft aan het mechanisme van een katroltouw waarmee men decorstukken op en neer beweegt.
- 30. Lichtovergang waarbij de oude lichtstand langzaam verwisseld wordt met de volgende lichtstand.
- 34. Een bepaalde lichtstand of een geluid langzaam laten afnemen.
- 35. Iemand die een kleine rol vervult in het stuk, meestal zonder tekst.
- 38. De persoon die zich bezighoudt met de keuze en de bewerking van de stukken. Hij levert ook de informatie voor de affiche, programmaboekjes enz.
- 39. Toneelrol waarbij de speler een persoon van de andere sekse uitbeeldt.
- 42. Lichteffect waarbij alle lichten plots worden gedoofd. Kan worden gebruikt om het einde van een bedrijf aan te geven.
- 44. De persoon die het decor en de kostuums ontwerpt.
- 45. Hij zorgt voor de plaatsing van het decor en voor de decorwisselingen tijdens de voorstelling.
- 50. Auteursrechtelijke vergoeding die een schrijver krijgt telkens een stuk van het wordt opgevoerd.
- 52. Een 'kamertje' met eigen deur, knusse stoelen of zetels en een afgeschermde kijk op het toneel. Naast de scène zijn in de oudere grotere theaters aparte ruimtes voor de koninklijke familie. Was bedoeld om 'gezien te worden', niet zozeer om van het toneel te genieten.
- 53. Wanneer eenzelfde acteur twee of meer kleine rollen speelt in eenzelfde stuk.
- 54. Het schminken, wat door de beroepsacteur zelf wordt gedaan.
- 58. Het officiële gezelschap van Antwerpen.
