Thema 1 M/H

123456789101112131415
Across
  1. 4. – Wilde dieren of planten tam maken en gebruiken.
  2. 7. – Iemand die naar een ander land gaat om te werken.
  3. 9. – Mate van rijkdom of goed kunnen leven.
  4. 11. – Je toeleggen op één bepaalde taak of vaardigheid.
  5. 12. – Handel zonder geld, producten worden uitgewisseld.
  6. 14. – Persoon die zich in een ander land vestigt.
  7. 15. – Overgang van jagen en verzamelen naar boeren.
Down
  1. 1. – Bestuursvorm waarbij het volk mag meebeslissen.
  2. 2. – Tijd vóór het schrift werd uitgevonden.
  3. 3. – Voorwerp of getal waarmee je kunt tellen of rekenen.
  4. 5. – Vergadering van rijke wijze mannen in het oude Rome.
  5. 6. – Iemand die zijn land ontvlucht door gevaar of oorlog.
  6. 8. – Beroemdste romeinse veldheer en heerser.
  7. 10. – Gewassen verbouwen op stukken land.
  8. 13. – Mensen zonder vaste woonplaats, vaak rondtrekkend.