thema 2 Sport

123456789101112131415
Across
  1. 5. Het moet echt.
  2. 7. Iemand die naar een sportwedstrijd komt kijken.
  3. 8. Stomverbaasd.
  4. 10. Vaak.
  5. 11. Een hal voor binnensporten, zoals volleybal en basketbal.
  6. 13. Zeuren.
  7. 14. Hard rennen over een korte afstand.
  8. 15. Iemand (meestal een bekend persoon) die je geweldig vindt.
Down
  1. 1. Naar de zijkant.
  2. 2. Langzaam lopen, je tilt je voeten niet goed op.
  3. 3. Iemand die een sporter of een sportploeg laat oefenen.
  4. 4. Een ovale baan van 400 meter lang waarop hardloopwedstrijden gehouden worden.
  5. 6. De hele tijd, het houdt niet op.
  6. 9. Bijna nooit.
  7. 11. Een groot sportterrein met tribunes eromheen.
  8. 12. Heel erg moe.