Thema 2 week 2

1234567891011
Across
  1. 4. Een deel van iemands lichaam dat niet helemaal in orde is.
  2. 6. Taal waarbij je praat door middel van gebaren.
  3. 7. Als je je aandacht goed bij een ding houdt.
  4. 8. Iemand die voor zijn beroep gesproken taal vertaald naar gebarentaal.
  5. 9. Zielig, jammer
  6. 10. Je doet net alsof je iets niet hoort, maar eigenlijk hoor je het wel.
Down
  1. 1. Een apparaatje waar je beter mee kunt horen.
  2. 2. Als je dingen over jezelf vertelt, maar daarbij flink overdrijft.
  3. 3. Iets van de ene taal omzetten in een andere taal. Bijvoorbeeld Engels naar Nederlands.
  4. 5. Als je niet zo goed kunt horen.
  5. 11. Een papier waarop staat dat je geslaagd bent.