Across
- 3. brood
- 4. wortelen
- 5. winkel
- 6. peer
- 7. betalen
- 11. ik zou graag...
- 15. 08:30u
- 17. gram
- 20. hoeveel
- 21. jij maakt
- 25. naar rechts
- 26. 's middags
- 27. ook
- 29. eten
- 31. fruit
- 32. de terre aardappelen
- 33. cent
- 36. snel
- 37. appels
- 39. 14:15u
Down
- 1. glazen pot
- 2. beginnen
- 3. nemen
- 8. reeds/al
- 9. 10:20u
- 10. zo dadelijk
- 12. achter
- 13. kopen
- 14. sap
- 16. fles
- 18. hesp
- 19. jullie maken
- 22. drinken
- 23. kaas
- 24. houden van
- 28. eieren
- 30. suiker
- 34. brandweermannen
- 35. minuit
- 38. kassa
