Thema 9; Mensen met een beperking

3. Tijdens de geboorte.
5. Zo noem je het defect of het ontbreken van een orgaan/orgaanfuncties.
7. Iemand die 2 of meer beperkingen heeft, heeft een .............. beperking.
9. Een vraag van een client of zijn/haar omgeving om hulp/ondersteuning.
10. De vermindering van mogelijkheden als gevolg van een stoornis.
11. Auditieve en visuele beperkingen zijn beide .............. beperkingen.
13. Een aandoening die blijft en onomkeerbaar is zonder kans op volledig hertsel heeft een ............ verloop.
14. Fase waarin een persoon het verlies een plek geeft in zijn/haar leven.
16. Neurologische beperkingen kunnen worden onderverdeeld in aandoeningen aan de hersenen, aan het centrale zenuwstelsel en aan het .............
17. Een beperking aan het gehoor noemen we ook wel een ............. beperking.
19. In een groep mensen met een verstandelijke beperking zitten nogal grote verschillen. We noemen dit een ............ groep.
23. Een aandoening die alleen maar verergert heeft een ............. verloop.

1. Na de geboorte.
2. Verouderde omschrijving van mensen met een ernstig verstandelijke beperking.
4. Een aandoening die erfelijk bepaald is, of doordat tijdens de zwangerschap iets is fout gegaan noemen we een ............. aandoening.
6. Het proces dat bijvoorbeeld ouders doorlopen wanneer zij te horen krijgen dat hun kind een stoornis/beperking heeft.
8. Mensen die zich neerleggen bij datgene wat hen overkomen is zitten in deze fase van verliesverwerking.
12. Voor welk levensjaar komt een verstandelijke beperking tot uiting?
15. Wanneer iemand een belemmering in zijn/haar sociaal maatschappelijk functioneren ervaart spreken we van een ...............
18. Verouderde omschrijving van mensen met een matig verstandelijke beperking.
20. Wanneer er niets mis is met het centraal zenuwstelsel, maar het bewegingsapparaat functioneert niet optimaal dan spreken we van een ............ beperking.
21. Voor de geboorte.
22. Verouderde omschrijving van mensen met een licht verstandelijke beperking.