Thema Sport deel 2a

12345678910111213141516171819
Across
  1. 1. Iemand die veel durft en niet snel bang is.
  2. 5. De durf.
  3. 8. Klappen krijgen of teleurgesteld worden en daarmee kunnen omgaan.
  4. 11. Om te ontspannen, voor je plezier.
  5. 13. Als je afwacht wat er gebeurt, ben je passief.
  6. 14. Tot rust komen.
  7. 16. De angst.
  8. 17. Een stukje rennen om vaart te maken voor een sprong.
  9. 19. Actieve mensen doen veel en bewegen veel.
Down
  1. 2. Iemand die snel bang is.
  2. 3. Iets wat in de weg staat.
  3. 4. Een kapotte of pijnlijke plaats aan je lichaam.
  4. 6. Zeggen dat iets of iemand goed is.
  5. 7. Als je dingen doet, zonder te bedenken wat het gevaar kan zijn.
  6. 9. Een baan voor skiƫrs en wielrenners.
  7. 10. De snelheid waarmee je iets doet.
  8. 12. Veel doen, je krachten gebruiken.
  9. 15. Een route die je moet afleggen bij een wedstrijd.
  10. 17. Het advies geven om het niet te doen.
  11. 18. Een sterk gevoel van plezier en kracht.