Vakantie

1. – Alles wat je gebruikt om van de ene plek naar de andere te gaan, zoals een auto of fiets.
6. – Een tijdelijk huisje van stof dat je opzet om in te slapen.
7. – Een gebouw waar je kunst, geschiedenis of wetenschappelijke dingen kunt zien.
9. – Een groot watergebied, zoals de Noordzee of de Middellandse Zee.
11. – Een huis dat je huurt voor vakantie.
12. – Een voertuig dat op rails rijdt en mensen of dingen vervoert.
13. – De ster die licht en warmte geeft.
14. – Een plek met veel vakantiehuizen en activiteiten voor toeristen.
16. – Een grote tas waarin je kleding en spullen doet voor een reis.
18. – Iemand die een andere stad of land bezoekt voor plezier.
19. – Een dienst waarbij je tijdelijk een auto kunt gebruiken voor je reis.
20. – Hoge natuurlijke heuvels, vaak met sneeuw bovenop.
21. – Buiten in een tent slapen, meestal in de natuur.
22. – Iemand die informatie geeft over een plek of een boekje dat je helpt bij een bezoek.
24. – Bewegen in water, bijvoorbeeld in een zwembad of zee.
25. – Een klein cadeau of aandenken dat je koopt op vakantie.
27. – Een gebouw waar je kunt slapen als je op vakantie bent.
28. – Een plek met zand bij de zee.
29. – Wanneer je naar een andere plek gaat, bijvoorbeeld met de trein of het vliegtuig.

2. – De tijd wanneer je vrij hebt van werk of school.
3. – Een rustige wandeling door een stad om de omgeving te verkennen.
4. – Interessante plekken die toeristen bezoeken, zoals musea of monumenten.
5. – De plek waar vliegtuigen landen en vertrekken.
8. – Een officieel document dat je nodig hebt om naar een ander land te reizen.
10. – Een korte reis om iets interessants te zien of te leren.
11. – Een voertuig dat door de lucht vliegt om ver te reizen.
15. – Van tevoren een plek of kamer boeken, bijvoorbeeld in een hotel.
17. – Een stuk land dat helemaal omringd is door water.
23. – Een stoel die je op het strand gebruikt om te zitten en te relaxen.
26. – Een papieren of digitale afbeelding van een land of stad om je te helpen navigeren.