Across
- 1. Pas maar op dat je niet in de gevangenis .... (belanden)
- 6. Heb je dit jaar ook zoveel ....? (besparen)
- 7. Wij .... het afgelopen jaar meer dan 30 aardbeienplanten. (planten)
- 8. Hij heeft haar .... (betrappen)
- 9. Het water was snel .... (opdrogen)
- 10. Het ongeluk is nog maar net .... (gebeuren)
- 11. Ze .... al een tijde dat hij een affaire had. (vermoeden)
- 13. Oma heeft de hele nacht .... (snurken)
Down
- 1. Mats .... zijn vriend een cadeau als hij slaagt. (beloven)
- 2. Louise .... snel in de zon. (verbranden T.T.)
- 3. .... jij in Solo? (braden T.T.)
- 4. Hij heeft haar altijd .... (vertrouwen)
- 5. Ze .... altijd hetzelfde (antwoorden V.T.)
- 11. Het is niet de bedoeling dat je al dat water .... (verspillen)
- 12. In zijn woede heeft hij de Chinese vaas .... (omgooien)
