Across
- 4. het been
- 5. daarna
- 6. nieuw
- 8. gemakkelijk
- 11. soms
- 15. het lichaam
- 17. eten
- 19. (uit)eindelijk
- 20. alleen
- 23. daar
- 24. Amerikaans
- 25. beste
- 26. misschien
- 27. de mobiele telefoon,het mobieltje
- 28. als, zoals
- 29. laatst(e)
- 31. vandaag
Down
- 1. maar
- 2. wanneer
- 3. praten
- 4. de jongere
- 7. Spaans
- 9. blijven
- 10. de arm
- 12. ook
- 13. vergeten
- 14. vervolgens, daarna
- 16. vaak
- 18. beginnen
- 21. altijd
- 22. omdat
- 30. niets
