Across
- 3. Je moet hier soms instaan als je stout bent= un
- 4. Hierin slaap je= un
- 6. een kamer= une
- 8. Hier ga je naar het tiolet= des
Down
- 1. Ergens binnengaan
- 2. In deze kamer was je jezelf= une
- 5. In deze kamer wordt de auto geparkeerd= un
- 6. In deze kamer wordt er eten klaargemaakt
- 7. Dit wordt geplant en staat in de tuin= un
- 9. Hiermee kijk je televisie
