winter

12345678
Across
  1. 1. je glijdt ermee van de berg af
  2. 3. warm drankje dat je drinkt in de winter
  3. 6. kerst vind plaats in de...
  4. 7. het is wit en is er in de winter
  5. 8. in de winter eet je geen...
Down
  1. 2. je moet het doen als de ramen op je auto zijn bevroren
  2. 4. feest in de winter
  3. 5. in de kerst ligt het onder de boom