Woordenschat thema 6

12345678910111213141516
Across
  1. 5. Iets wat op elkaar lijkt, wat ongeveer hetzelfde is.
  2. 6. Bijna niet.
  3. 8. Enkel en alleen.
  4. 10. Iets maken, bv in een fabriek.
  5. 11. Je bedoelt het precies zoals je het zegt, de woorden hebben geen andere betekenis, het tegenovergestelde van figuurlijk.
  6. 13. Niet in staat om zichzelf te helpen.
  7. 14. Het gevoel
  8. 15. Slingeren, heen en weer schommelen.
  9. 16. Laten merken dat je boos of koppig bent, zonder dat je zegt waarom.
Down
  1. 1. Iemand die alleen maar aan zichzelf denkt.
  2. 2. Iemand die hetzelfde doel voor ogen heeft als iemand anders, bv allebei een wedstrijd winnen.
  3. 3. Iemand die over een bepaald onderwerp of wetenschap heel veel weet.
  4. 4. Anders dan gewoon, speciaal.
  5. 7. Als iets je een heel blij of heel verdrietig gevoel geeft, soms moet je er van huilen.
  6. 9. Heel groot, reusachtig
  7. 12. De toonhoogte in woorden en zinnen.