Woordenschat week 1-5

12345678910111213141516
Across
  1. 2. zacht binnenmonds praten
  2. 4. opbrengst
  3. 5. wedergeboorte
  4. 6. slaperig en je hoofd gaat hangen
  5. 7. ruziend met elkaar praten
  6. 11. directeur van het circus
  7. 12. echtgenoot of echtgenote
  8. 13. werktuig om de omtrek van een vlakke figuur over te brengen
  9. 16. afzondering
Down
  1. 1. iemand pesten
  2. 3. brandstof die je uit de grond haalt
  3. 8. stukje uit een krant of tijdschrift
  4. 9. vloeibare metaalkleurige stof
  5. 10. steeds van gedachte wisselen
  6. 14. slippend, piepend geluid
  7. 15. buitengewoon slim