Woordpakket 26: cht/gt-woorden

12345678910111213141516171819202122232425
Across
  1. 3. Zij ... haar boeken in haar armen.
  2. 5. Niet geeft, maar ... .
  3. 7. Als je sterk bent dan heb je veel ... .
  4. 8. De verleden tijd van koopt.
  5. 9. Wat ... die vrouw achter haar rug? Ik kan het niet zien.
  6. 10. We maken een lange wandel... .
  7. 12. Hij ..., hij zegt geen woord.
  8. 14. Hij is vrolijk, hij ... .
  9. 15. Niet scheef maar ... .
  10. 16. In een ... is het gevaarlijk om over te steken.
  11. 19. Een mama ... voor haar kinderen.
  12. 20. Niet open maar ... .
  13. 23. De baby ... op zijn fopspeen.
  14. 24. Een kip ... een ei.
  15. 25. De verleden tijd van zoekt.
Down
  1. 1. De was ... aan de wasdraad.
  2. 2. Juf, Jef ... mij! Hij pakt mijn potlood af.
  3. 4. Een helikopter ... door de lucht.
  4. 5. Een grappig toneelstuk.
  5. 6. Het brandt! Lien ... de brandweer.
  6. 8. Geen meid, maar een ... .
  7. 11. Jan schopt Tom, maar Tom ... terug.
  8. 12. Niet hard maar ... .
  9. 13. Hoeveel ... die man? 60 kg.
  10. 14. Niet donker maar ... .
  11. 17. Hij loopt achter mij, hij ... mij.
  12. 18. Hij ... in zijn bed.
  13. 21. Kijk naar de mooie, blauwe ... .
  14. 22. Hij ... :'Wat een goed idee'.
  15. 25. Hij haalt diep adem en ... .